Carmen Ortigosa
We praten in haar atelier ‘Las Meninas’ met de schilderes uit Granada die naar Brussel verhuisde toen ze klein was, en waar ze haar hele professionele carrière heeft uitgebouwd.
Carmen Ortigosa lanceerde zich in de wereld van de plastische kunsten op een erg vroege leeftijd, wanneer ze de lessen tekende op school. Later in Brussel, ging ze verder in de academie van haar wijk en volgde ze een studie in de Academie van de Schone Kunsten in de Europese hoofdstad. Twintig jaar geleden richtte ze het Andalusische atelier ‘Las Meninas’ op samen met twee Spaanse schilders.
In jouw beginperiode in de plastische kunst, wat deed je blik richten naar de schilderkunst?
Ik heb me dat nooit afgevraagd, het enige wat ik weet is dat het naakt me altijd al heeft aangetrokken en ik was aan het wachten tot ik achttien jaar werd om in die studie binnen te geraken en, sindsdien is dat het wat ik vooral schilder. Ik denk dat, als ik mijn persoonlijke ervaring bekijk, ik me verveelde in mijn leven als kind en het eerste wat in me opkwam was een blad en potlood nemen en tekenen. In Spanje leefde ik op het platteland en hier aangekomen, hadden we gebouwen en gevels voor onze neus. Sommigen zeggen dat het schilderij een open raam is naar de wereld. Misschien had ik het nodig om verder te kijken dan wat ik zag en het doek om te ontsnappen uit die verdrukking die er heerstte in de stad.
In 1994, begint het menselijk lichaam een grotere rol te spelen in jouw werken. Vanwaar kwam die nieuwsgierigheid?
Ik stel me niet veel vragen over wat ik doe. Ik schilder, ik lees veel over kunst, de schepping, filosofische geschriften. Er zijn bijvoorbeeld mensen die zich kunnen interesseren voor anatomie omdat ze op een of andere manier misbruikt zijn, maar niet in mijn geval. Ik denk dat elke kunstenaar zich interesseert voor uiteenlopende thema’s. Alles wat ik zie kan mijn interesse waard zijn. Het naakte is een mens, het is geen boeket bloemen, noch een foto van een strand of van gebouwen; het is een persoon met wie je in gesprek kan gaan. Het feit dat de mens zich beweegt, speelt een rol, dat het geen dode natuur is, maar iets wat leeft en met wie je interactie kan hebben, het is een verrijking.
Eind 1995 richt je de studio van ‘Las Meninas’ op. Vertel ons over je beginperiode.
Wij, drie kunstenaars, kwamen samen in Brussel, omdat we op zoek waren naar een werkplaats waar we samen konden schilderen, eenieder met zijn onzekerheden en interesses. Later gingen we uit elkaar en ik ben de laatste van de groep. Een ruimte om te schilderen is een atelier geworden waar er evenementen, exposities en concerten georganiseerd worden en waar er les wordt gegeven. Alles wat Spaanse en Andalusische kunst en cultuur betreft, omdat we een Andalusisch atelier zijn, maar ook internationaal.
Zijn er tegenwoordig veel recent aangekomen kunstenaars in Brussel die naar jouw atelier gaan?
Hier komt er vanalles voorbij, het is een open atelier. Er komen inderdaad kunstenaars die hier in Brussel aankomen en die niet weten waar tentoon te stellen, daarom geven wij ze advies. Het is een ontmoetingsplaats, wij dragen hen onze ervaring bij en zij praten met ons, bijvoorbeeld als ze van Spanje komen, over hoe de situatie van de kunst daar is.
Belangrijkste artistieke invloeden?
Wanneer ik mijn bachelor volgde, stelde ik een werk over Goya voor met projecties van schilderkunst. Laten we zeggen dat ik wel kan zeggen dat de techniek van clair-obscur me heeft beïnvloed in het begin, maar ook hoe ik hier gevormd ben, de invloed van de Belgische en Franse kunstenaars. Wanneer ik Schone Kunsten studeerde, interesseerde ik me erg voor Paul Cézanne, de vader van de moderne kunst. Sinds twee jaar werk ik met erg levendige kleuren, laat ons zeggen dat je op een bepaalde leeftijd meer zin krijgt in licht, terwijl ik in het begin vaker schilderde met meer duistere kleuren. Nu heb ik het nodig om met kleur te werken, het thema van het naakte is een dekmantel om ermee te werken. Bovendien heb ik sinds kort een techniek ontwikkeld, de glaceertechniek, die erin bestaat heel fijne lagen te schilderen.
Op tienjarige leeftijd verlaat je jouw geboortestad Granada om je te vestigen in België, maar je Andalusische wortels zijn steeds aanwezig in je werk.
Ja, in een andere tak van mijn creatie wel, maar niet in wat ik nu aan het doen ben. Je ziet de invloed van de Mozarabische kunst, maar ook de aardse kleuren, het groen, het blauw. Het land waar ik speelde als ik klein was; in Granada regende het niet vaak en wanneer het dat deed, vonden we dat fijn, we waren kleine beeldhouwers. Die roodachtige kleuren identificeer ik met mijn geboorteland, het blauw en groen met de borden waaruit ik at als ik klein was.
Welke relatie heb je momenteel met Spanje?
Voor zij die lange tijd in het buitenland gewoond hebben, is het iets speciaals om te wonen in Spanje op je oude dag omdat op het moment dat je beslist daarheen te gaan het iets ingewikkeld is, omdat je niet weet hoe men er leeft, ik ga er enkel voor korte verblijven. Ik heb steeds de band met mijn familie en vrienden onderhouden. Ik droom erover om daar mijn atelier te hebben omwille van het licht, omdat we dat hier in de winter normaal niet hebben. En dat is erg belangrijk voor een schilder.
Hoe denk je over de kunstwereld in Spanje, in vergelijking met België?
Ik denk dat er zich dezelfde fenomenen voordoen in beide landen, omdat er geen enkele sterke beweging bestaat zoals het impressionisme dat was; elk individu gebruikt wat hij nodig heeft. In Spanje ben ik niet zo op de hoogte als in het noorden van Europa, maar er is een parallellie tussen de twee landen.
Je woont als Spaanse al bijna je hele leven hier in België: heeft die dualiteit je zowel op persoonlijk als op professioneel vlak verrijkt?
Mijn laatste werk was misschien een invloed van die kleurrijke schilderkunst die hier in Brussel ontwikkeld werd en van het Franse fauvisme, maar aan de andere kant, als ik niet was weggegaan uit Spanje, had ik misschien niet die oosterse tegels geschilderd; het werk dat ik verbind met mijn cultuur van oorsprong. Ik zie het als een verrijking, omdat ik meerdere malen naar Parijs, Londen, Amsterdam en Berlijn ben geweest. Ik denk dat als ik in Granada of Malaga had gewoond, het perspectief anders zou zijn.
Het panorama dat jij hier vond wanneer je jouw werk begon te ontwikkelen: is dat hetzelfde wat een pas aangekomen schilder uit Spanje zou terugvinden?
Ik denk dat het nu hetzelfde is, maar zelfs voordat ik hier begon was het anders. Het eerste wat ze me zeiden toen ik als vrouw een artistieke carrière begon, was dat het niet de moeite was dat ik naar een galerij ging, omdat ik een vrouw was; ze weten dat je kinderen zult hebben en je niet zal kunnen bezighouden met je carrière. Ik had beperkingen, aan de ene kant je eigen beperkingen door je educatie, en de beperkingen die ze je aanpraten. Maar er zijn behoeftes die sterker zijn dan wat ze je kunnen zeggen en ik lanceerde me. Ik had andere studies kunnen gedaan hebben, gewerkt kunnen hebben in de Europese Gemeenschap bijvoorbeeld als ambtenaar, maar de schilderkunst was sterker en was wat ik verdiende.
Met welk werk ben je momenteel bezig.
Met deze kleurrijke schilderijen en ik combineer ze met de lessen, de zomerworkshops in Frigiliana en de glaceertechniek in september die ik geef in Brussel; en ik ben ook een expositie aan het voorbereiden in oktober met mijn man en de expositie van ‘Pequeños’ die we in september organiseren.