Grégoire Polet
Grégoire Polet is een schrijver en arts, gespecialiseerd in Spaanse literatuur
Vertel eens iets over jezelf en je werk. Wat is jouw relatie met Spanje/België?
Ik ben een romanschrijver. Mijn eerste contact met Spanje was als kleine jongen met een stuk speelgoed. Het was van mijn vader, en ik kreeg het cadeau van mijn grootmoeder. Ik was zes jaar oud. Het was een arena, met een kleine stier en stierenvechters, beschilderd in ontelbare kleuren. Ik kon ze verplaatsen zonder ze aan te raken door middel van een magneet aan de onderkant. Toen ik 19 was, heb ik de hele maand augustus in Salamanca doorgebracht. Ik leerde er de taal en ontmoette er ook veel Duitsers, Italianen en Zwitsers. Daarna heb ik vier maanden kunnen studeren, als Erasmusstudent, in het prachtige Cáceres. Daar maakte ik deze keer wel een Spaanse vriend maakte. Terug in België begon ik aan mijn doctoraatsthesis in de Spaanse literatuur en daarvoor bracht ik een jaar door in Madrid met mijn vrouw. Daar is mijn eerste zoon geboren. Aan de tafels van het Café Comercial aan de Glorieta Bilbao schreef ik mijn eerste roman, Madrid ne dort pas. Ik vulde er ongeveer duizend asbakken met Fortuna-tabak. Ik wilde in het buitenland wonen, omdat het me hielp bij het schrijven. Dus vier jaar later keerden we terug naar Spanje. We kozen voor Barcelona, waar we bijna acht jaar hebben gewoond. Telkens met die innige relatie met het Spaanse grondgebied, dat we bijna volledig bereisd hebben, met passie. We kwamen zelfs tot een vorm van sentimentele kennis van haar geografie. Minstens drie van mijn romans spelen zich af in Spanje: Madrid ne dort pas, Chucho en Barcelona!.
Een speciale plaats in België? Een speciale plaats in Spanje?
Sint-Idesbald bij laagtij. In Oviedo, de zonsondergang bij de kerk San Miguel de Lillo.
Een liedje?
De laatste tijd word ik vrolijker met het liedje van Grace Jones, The apple stretching.
Een film?
Laatst zag ik de briljante film In the soup, van Alexander Rockwell, een meesterwerk van de Amerikaanse indie-cinema van de jaren 90, winnaar van Sundance Film Festival, en vreemd genoeg onbekend.
Een boek?
Er zijn er zo veel. Baltics, een dichtbundel van Tomas Tranströmer of Llamadas telefónicas van Roberto Bolaño. Of nog duizend anderen.
Een voorstelling?
Alle opera’s die ik gezien heb vanuit het bovenste balkon in het Teatro Real in Madrid tussen 2003 en 2004, toen ik daar woonde. Onder andere een Don Pasquale, met José van Dam, als ik het me goed herinner.
Een kunstwerk?
Al het werk van de Israëlische schilder, Daniel Enkaoua, die nu in Barcelona woont. Ik heb de eer zijn volgende grote tentoonstelling samen te stellen, in het museum Espai Volart (Volart-ruimte) van de stichting Fundación Vila-Casas in Barcelona.
Een wetenschappelijke mijlpaal?
De meesterschap over gist.
Zonder deze technologie, zou ik niet kunnen leven...
De espressomachine.
Als ik wakker word, is mijn eerste gedachte...
Ik durf het niet uit te spreken.