Josep-Maria Balanyà

Josep-Maria Balanyà

We praten met de Catalaanse pianist Josep-María Balanyà over zijn nieuwe concert in Brussel, ‘Don’t Mind’, en over zijn professionele carrière.

Deze muzikant en componist heeft al een heel leven gewijd aan de piano, een passie die van hem één van de meest erkende muzikale kunstenaars ter wereld heeft gemaakt. Zijn stijl, voornamelijk gebaseerd op improvisatie, heeft het publiek al in al zijn optredens betoverd.

Al vanop een erg jonge leeftijd heb je gestudeerd en jezelf gevormd buiten Spanje. Op welke manier heeft dat invloed gehad op jouw werk?

Ik begon klassieke muziek te studeren in Barcelona en vervolgens ging ik naar Zwitserland. Daar studeerde ik geïmproviseerde muziek en volgde ik bovendien een pianostudie als jazzmuzikant aan de School van de Jazz in Bern. Dat brengt een waaier aan kennis met zich mee, aangezien het zweven tussen je eigen land en een land in het buitenland (vooral Zwitserland, dat een relatief klein land is, maar met erg veel muzikale activiteit en dicht bij Duitsland, Frankrijk en andere landen) je toelaat te reizen door Centraal Europa. Zo ontvang je meer invloed van muzikanten en muzikale trends dan in die periode in Spanje, waar ze zich toen niet zozeer ontwikkelden, zeker niet op het gebied van hedendaagse en geïmproviseerde muziek.

Wat deed je de ommezwaai maken van klassieke muziek naar hedendaagse muziek en performances?

Ik denk dat het een weg is die mensen voor ons uitstippelen, je gaat op zoek en gaat improviseren, omdat er een bepaald type mensen is dat het fijn vindt om erg sedentair te zijn op professioneel of menselijk vlak, terwijl er anderen zijn die meer van het ‘reizende’ type zijn. Door te luisteren naar Vivaldi toen ik klein was en vervolgens te beginnen luisteren naar moderne muziek zoals de Beatles, veranderde ik en ontdekte ik jazz en het begon me te bevallen. Zo groeide het verlangen om te improviseren en de partituren achter me te laten. Het is een aangeboren en constante nieuwsgierigheid.

In je werk speelt improvisatie een essentiële rol…

Inderdaad. Vroeger schreef ik meer partituren. Ik registreerde ieder werk en gelijktijdig schreef ik de partituren. Ook al was er ook improvisatie, enkele stukken maakte ik deels op een orthodoxe manier en deels met een geschreven partituur. Ook gebruikte ik enkele tekens om te kunnen uitleggen wat ik deed met de piano. Die partituren presenteerde ik aan SGAE, eerst en vooral omdat het goed is je werk te documenteren, niet enkel met met geluid maar ook met papier, eveneens omdat het gedocumenteerd zou blijven, en tenslotte omdat ze je enkele premièrepremies betalen als je ze indient. De laatste tijd schrijf ik minder, ik omschrijf een puur improvisatiewerk waarin er enkel een opname wordt geregistreerd.

Van alle leermeesters die je hebt gehad: welke heeft er je het meest beïnvloed in jouw werk?

Cecil Taylor, Borah Bergman, Aribert Reimann, Igor Stravinski en JS Bach, naast vele anderen uit de jazz.

Je hebt opgetreden op talrijke festivals. Op welke kijk je met het warmste gevoel terug?

Het Cervantes-festival van Mexico, dat was een festival dat in veel verschillende staten werd gevierd. Ik kijk er erg positief op terug, omdat het erg exotisch was, ik leerde er veel op muzikaal en menselijk vlak. Ook in Europa in Wenen, in Spanje zelf. Er zijn plaatsen waarvan je je nooit zou inbeelden dat ze dingen rond hedendaagse muziek doen zoals een dorp, Malpartida de Cáceres dat een cyclus van hedendaagse muziek organiseert.

Hoe ontstond het idee om te komen werken in Brussel?

Omwille van familiale redenen. Ik heb een woonplaats in Barcelona en ook in Brussel, maar ik ben niet vaak in België omdat ik hier nog geen netwerk heb ontwikkeld.

Ben je van mening dat het Belgische muzikale panorama erg verschilt van het Spaanse?

België is kleiner dan Spanje, maar heeft, wat hedendaagse en experimentele muziek betreft, een grote en erg ontwikkelde traditie net zoals Nederland, Duitsland en Frankrijk. Het is een veel courantere taal die op veel meer bijval kan rekenen van het publiek, omdat het publiek het over het algmeen begrijpt. In Spanje is die taal van de experimentele, hedendaagse en vooral geïmproviseerde muziek zich erg aan het ontwikkelen - voor zover ik het zie- in Barcelona, Madrid en zelfs Andalusië en Valencia. In die zone was het erg prettig te zien dat er veel nieuwsgierigheid en respect was om te luisteren naar dit type muziek. Er zijn jonge muzikanten die van conservatoria of jazzscholen komen en een erg krachtige en ernstige weg inslaan en in Barcelona -waar ik het podium het best ken-, zijn er veel die erg goed instrumenten bespelen en ervoor openstaan te improviseren. Je zou verbaasd zijn van de kunde die ze hebben om die talen van de creatieve muziek te ontwikkelen.

Je leeft tussen Barcelona en Brussel. Heeft dat je werk verrijkt?

Ik denk van wel, je leert muzikanten kennen die je niet zou kennen als je in ons land blijft. Je legt steeds contacten en het opent nieuwe wegen. Op persoonlijk vlak zie je andere culturen.

Vertel ons over je laatste werk Don’t Mind.

Het is een werk voor solo-piano van een plaat die ik opnam in 2015, hoewel ik misschienook andere nieuwe stukken speel. Het baseert zich op stukken die tussen de vijf en tien minuten kunnen duren. Het is een toneelstuk dat zestig minuten duurt waarin er geen pauze is tussen de werken, maar stiltes. Het pubiek applaudiseert niet, het is zoals een show. Tijdens de pauzes wordt er een toneelstuk gecreëerd dat het voor het publiek mogelijk maakt om binnen te stappen in mijn wereld. Dat zorgt ervoor dat ze niet worden afgeleid door ademhalingen en applaus. Ik zal enkele stukken spelen met pianotechniek en andere waarin ik de snaren manipuleer (‘gemanipuleerde’ piano), omdat ik objecten leg op de snaren en dat doet de kleur van de klank variëren, ofwel ‘voorbereide’ piano, wanneer ik vooraf enkele rubberen – of andere – stukken leg tussen de snaren.

  • Muziek
  • Brussel
  • Gepubliceerd op 16 augustus 2017

Oorsprong

Barcelona

Meer informatie

Steekproef van het werk