Juanan Soria
We interviewen de Andalusische kunstenaar Juanan Soria, die sinds vijf jaar in Gent woont, een stad die hem met open armen heeft ontvangen.
Vertel ons wat meer over je debuut.
Ik heb altijd het contact onderhouden met mijn vader omdat hij steeds in mijn leven aanwezig was. Hij was een liefhebber van schilderkunst en van alles wat met cultuur te maken had. Van kindsbeen af ging ik naar het huisje van mijn grootmoeder, zag ik wat hij had gemaakt toen hij even oud was als ik en wilde ik later net als hij worden. Ik weet dat hij een doos vol met schildermateriaal had en telkens wanneer ik deze openmaakte voelde ik iets magisch. Sindsdien werd mijn nieuwsgierigheid aangewakkerd. De grote stap was mijn inschrijving bij de Kunsthumaniora in Ubeda. Later studeerde ik Schone Kusten aan de universiteit van Sevilla en kreeg ik een Seneca-studiebeurs om mijn opleiding in Valencia te vervolledigen, waar ik mijn master kunstproducties behaalde. Daarna heb ik mijn vorming uitgebreid met beurzen, ontmoetingen, symposia en verblijven, zoals in de residentie van de stichting Fundación Antonio Gala.
Beschouw je jezelf als een multidisciplinair kunstenaar?
Ik beschouw mijzelf als een kunstenaar die gebruik maakt van verschillende instrumenten bij zijn onderzoek. Elk werk dat ik maak is een afzonderlijk project voor mij. Mijn oeuvre valt binnen de traditionele disciplines ‘tekenen’ en ‘schilderen’. Het gaat om bijzonder oude disciplines die nauw verwant zijn aan de mens en net daardoor zo gesofisticeerd zijn. Andere vormen zoals videokunst zijn er vrij recent gekomen, maar de mens heeft altijd een potlood, verf, pigment en bindmiddel in de hand genomen. Ik ben van oordeel dat men dat niet achter zich mag laten.
Welke vorm verkiest u?
De laatste tijd ben ik vooral naar het werk als object op zoek, maar ik werk steeds met een traditionele ondergrond en basis voor mijn tekeningen en mijn schilderijen. In mijn oeuvre is er een evolutie in de ondergrond merkbaar.
Wat denkt u van nieuwe kunstvormen zoals u die eerder heeft aangehaald?
Alle kunstvormen zijn nuttig om zich mee te uiten, ik vind ze allemaal interessant. Op bepaalde momenten in je leven voel je je meer tot deze of diegene aangetrokken. Ik beschouw mijzelf als een overtuigd humanist omwille van mijn opleiding en persoonlijkheid. Ik ben van oordeel dat alles wat met traditie verbonden is blijft duren en het is net die duurzaamheid die mij boeit.
Wat geef je graag mee in je oeuvre?
Mijn werk onstaat uit sociaal en politiek onderzoek. Deze thema’s hebben mij steeds geïntrigeerd omdat ik tot het genre kunstenaars behoor dat denkt dat een kunstenaar in dialoog moet treden en moet werken met wat hem omringt, met de wereld waarin hij leeft. Er zijn veel kunstenaars die vanuit hun innerlijke beleving werken -dat is even legitiem en ik hou oprecht van wat ze maken- maar ik ben van mening dat een artiest niet voorbij mag gaan aan zijn entourage en dat ergens in zijn werk moet verweven. Het oeuvre mag niet losstaan van heersende conflicten, oorlog of een sociale situatie. Dat hebben we ook in het verleden gezien; Goya tekende de gruwel van de Spaanse Onafhankelijkheidsoorlog, Picasso schilderde de Guernica en Beethoven verwerkte de opmars van de Napoleontische troepen in zijn composities. Ik denk niet dat dit soort kunst beter of slechter is, maar wel dat het dichter bij mij aansluit.
Je werk is maatschappelijk en artistiek relevant. Geldt dat ook voor de verzameling Destroy to build?
Dat werk vloeide voort uit vorige projecten zoals Desencanto waarin ik de Spaanse politieke en sociale situatie aankaartte of Mirar lo que cuesta mirar, een kijk van een bevoorrechte immigrante, zoals ik, op andere immigranten en vluchtelingen. Vanuit deze werken ontstond er een nieuwe dynamiek om de actualiteit te proberen te begrijpen, met name vanuit de ontstaansgeschiedenis van bepaalde kunstwerken. Wanneer we aan een kunstwerk denken, grijpen we terug naar het origineel of wat ervan overblijft. We denken nooit aan wat er gebeurd is gedurende de aanvang en de beëindiging van het werk, de wereld waarin dat werk tot stand is gekomen. Kunstwerken zijn tot op zekere hoogte een weerspiegeling van onszelf die ons moeten overleven. Deze duurzaamheid en dat permanente karakter spreekt ons aan en toont ons wie we zijn. Dit zijn de concepten waarop ik het project Destroy to build heb gestoeld. Ik denk daarbij aan hoe bepaalde creaties werden beschadigd, gesmokkeld of verwaarloosd gedurende gewapende conflicten, en daarom draagt het doek de titel ‘vernietigen om te creëren’. Kunst op zich is onbehaaglijk: het onthult veel over de kunstenaar en weerspiegelt een periode uit de geschiedenis die soms onaangenaam is om naar te kijken of vervelend aanvoelt. Met dit werk wil ik beschadigde en/of vernietigde kunstwerken weergeven. Ik ben niet geïnteresseerd in een getrouwe weergave van het origineel, maar wel in wat er van het betrokken doek is geworden. De aangebrachte schade vertelt ons hoe een samenleving op een bepaald moment beslist over de manier waarop er naar het werk wordt gekeken. Dat is wat ik wil overbrengen, dat is mijn inspiratie voor dit doek.
Net als de collectie Mirar lo que cuesta mirar waarin het thema van de immigratie wordt aangehaald…
Met dat project stel ik de vluchtelingen- en migratieproblematiek aan de kaak, die trouwens alomtegenwoordig is in mijn werk maar vandaag meer dan vroeger. Mirar lo que cuesta mirar biedt een onbehaaglijke kijk op een sociaal fenomeen waarmee we ons geen raad weten. Het is aanwezig en heel wat mensen durven de migranten en vluchtelingen niet in de ogen te kijken omdat je dan een emotionele band met de betrokken zou opbouwen.
Zijn uw Andalusische roots aanwezig in uw werk?
Ik weet niet of we dat wel zo kunnen stellen, ik zou het eerder linken aan de kunstgeschiedenis. Indien we rekening houden met het feit dat Andalusië en het Iberisch schiereiland de bakermat zijn van de historische kunst -deze traditie ontstond in Altamira- en dat de Cordillera Penibética vol rotstekeningen staat, dan wel, ja. Indien we rekening houden met die traditie binnen de schilderkunst, het gebruik van een pigment, een stuk houtskool, een bepaalde ondergrond zoals een rots, dan wel, ja.
Wanneer en waarom heb je besloten naar België te verhuizen?
Zo’n goede vijf jaar geleden, omwille van de liefde. Er waren ook bijkomende redenen: in 2012 had ik mijn opleiding beëindigd en ik ging ervan uit dat ik mijn carrière net zo goed hier als in Spanje kon starten. Ik had nog niets vervaardigd en het maakte niet veel uit of ik hier of elders zou beginnen, hoewel het in België wel wat moeilijker zou zijn.
Je woont in Gent, één van de meest open en dynamische steden in België. Hoe heeft de stad je carrière beïnvloed?
Gent heeft mij aanzienlijk op weg gezet. Het is de plaats waar ik mijn Belgische roots heb. Vanuit dat perspectief kijk je dan naar Spanje en het is net dat perspectief dat interessant blijkt voor mijn oeuvre. Het heeft mij als actieve kunstenaar gevormd, nieuwe referenties en inzichten geboden over hoe men met kunst kan werken. Deze laatste zijn gelijkaardig aan de Spaanse referenties en inzichten omdat we in een geglobaliseerde samenleving wonen, maar er zijn toch enkele kleine verschillen. In Gent stelde ik mijn werk voor het eerst tentoon in een galerij, ik verblijf in een residentie waar ik over een atelier beschik, ik bouw vanuit Gent synergieën en een netwerk uit. Ik denk dat Gent mij, zowel op persoonlijk als professioneel vlak, gevormd heeft tot wie ik nu ben.
Werden je verwachtingen ingelost toen je hier aankwam?
Geleidelijk aan deden zich verschillende situaties voor die ervoor zorgden dat ik van de kunst kon leven. Deze ervaring was erg gunstig en mijn verwachtingen waren onbekend. Momenteel voel ik mij redelijk tevreden, vooral omdat Gent een ideaal scenario biedt: het is klein en vlot bereikbaar en beschikt over een heleboel hoogstaande culturele centra en musea.
Kan je raad geven aan kunstenaars die zich een weg willen banen binnen de Belgische artistieke scène?
Je moet bijzonder verbeten zijn want deze scène is vrij moeilijk: enerzijds zijn er veel kunstenaars actief en anderzijds is er de sociale klasse van de kunstverzamelaars. In Spanje bestaat deze ook, maar op een meer verborgen manier. Hier verenigen ze zich en organiseren ze party’s en evenementen. Het is een actieve klasse die interesse toont voor de evolutie van opkomend talent. In Spanje heb ik geen jongvolwassene ontmoet die in kunst investeert. De kunstenaar die naar België trekt, zal op deze scène stoten. Dat is niet makkelijk, want je moet ‘blenden’ in de culturele centra, artistieke verenigingen en residenties. In België genereren kunst en cultuur heel wat inkomsten. In Spanje, daarentegen, beheert men meer dan dat er opbrengsten zijn. De opbrengsten zorgen er dan weer voor dat de motor draaiende blijft en dat er overal een ruim cultureel en artisiek aanbod aanwezig is.
Waar ben je momenteel mee bezig?
Ik werk aan het project Destroy to build en dan vooral aan de opeenvolging van de collectie. Volgend jaar zou ik in de residentie willen tentoonstellen, met de galerij samenwerken en deelnemen aan een aantal kunstbeurzen waar ik interesse voor voel.
–Interview van María Teresa Cortés